Er is de eerste avond verrassend veel LUAK-volk. Heimwee naar de Franse graniet blijft, maar er is nu ook maar één Sarcavallei. De kalksteen hier bevat iets minder calcium en iets meer magnesium (further reading). We zijn dichtbij de Cima Tosa, de wouden van Adamello-Brenta, en rotswanden die zelfs Michelangelo niet zou weten houwen hebben was hij een rotsklimmer en routebouwer.

Deel 1 – apocalyptische hitte (idd Linus) en andere arcodingen

De kindjes in Afrika die hebben het pas warm. Maar toegegeven, eigenlijk is de lente het seizoen van Arco. Of de herfst (l’été indien). Het is heet, ondanks letten op rotsoriëntatie en opstaan om half vijf. Dat heet blotekasweer. Of skinnydipweer volgens de elegante 7b+ klimster (en bijhorende harige gorillaman) in de kolkende rivier die ik van een klimmassiefje hoger juist kan zien (per ongeluk).

Mr Blue Sky you did it right. Een nacht druppelt het wel en een middag regent het kort en fel, maar de rotsen worden niet nat. Het is nooit slecht weer tot het keert de nacht voor vertrek. Paarse synchroon rond mekaar dansende bliksems schokken, scheuren en kreunen vanachter de bergen omhoog. We overleven half en meermaals doorweekt La Mama’s “no agua”.

Juist, Paolini’s Agrocampo komt inbegrepen met een Italiaanse mama. La Mama houdt Paolo in het oog en geeft hem af en toe een oorveeg, in onze immer accurate verbeelding althans. De chill à l’aise Paolo staat er voor zijn campinggasten. Letterlijk zelfs, wanneer Paolo op een keer met zijn memorabele verbijsterde blik – en enige woord in zijn Engelse vocabulaire – vraagt van "WHY??” boven een met stuiptrekkingen wakker wordende Hannes. Of hij verbouwt voor ons de barbie-q voor piadine. Of gaat thuis wat knutselgerief halen om onze brokken te herstellen.

De camping is klein en afgelegen. Er zijn douches, zelfgemaakte klassewijn aan aldiprijzen, meer wijn, en af en toe een BASE-jumper die voor de Monte Brento komt (niet te verwarren met de Brenta). We dachten dat Paolo wel een beetje overdreef als hij zei dat de helft van de tentjes hier blijft staan, maar een Duitse springer vertelt ons tussen het snijden van gesmolten smurfensnoepkes door hoeveel vrienden hij alleen onlangs al verloor.

We zien wat louche campings maar eigenlijk amper toeristen. Klimmers zijn zeldzamer dan de zeldzaamste dieren op onze routes of in onze nek. Zo is er bijvoorbeeld het Australisch nachtdiertje (voorlopig de meest accurate omschrijving). Maar klimeconomie is er wel. Het was waar. Arco telt bij benadering evenveel klimwinkels dan heel België samen.

Een klimschoenhersteller is er ook en hij is Master in La Sportiva en Scarpa. Hij studeert nog een Master in FiveTen. Hij lapt de opgepeuzelde Testarossa's van Wim op voor 28 euro. De schoentjes zien er achteraf correcter gevormd uit dan mijn nieuwe. (Nu had boshellingachterblijver Alessio mijn nieuwe wel achteraan op zijn rugzak toen hij eens ongepland een belachelijk aantal meters naar beneden raspte, over takken en droge rivierbeddingen, om over een rotsige ramp te vliegen, en helemaal beneden op te doemen uit een gigantische witte stofwolk, triomfantelijk, ongeveer als eerste beneden. Dat verklaart ook wel iets.)


(foto: de klimmobiel beklad teruggevonden)

Deel 2 - madus klimmen

De multipitchmogelijkheden zijn legio. Ze lijken allemaal klassiekers. De stijl is afwisselend met vaak recht, af en toe licht dal en soms zachte overhang. De routes zijn doorgaans 200 tot 600 meter lang maar kunnen bij sommige Dolomietachtige big walls tot 1.400 meter hoog reiken. Lees zeker eens de topo’s.

Stroomopwaarts de Sarca beklimmen we in de heel vroege ochtend de 340m-lange Amazonia-lijn.

Onze laatste multipitch brengt ons ’s avonds laat vlakbij Arco. Als we ver op het einde moeten zijn van Aspettando Martino ga ik te vroeg omhoog, gelokt door uitgevallen bolts. Boven mij blinkt een schroef zonder haak. Ok. Ik traverseer nietsvermoedend met de rugzak uit de route een moeilijker ding in en krijg dan toch nog een laatste verweesde haak. Later, met een onzichtbaar aantal meters touw om de hoek, half vallend, trek ik me vastpietsend het ene na het andere handgreepje uit de rots, zoals wanneer ze in films over een afbrokkelende brug lopen boven kolkende lava.

Een wanhopige deadpoint later hang ik aan de bovenrand van een 2,5 meter hoge flake te bengelen. Ik voel de rotsvlok lichtjes bewegen terwijl ik kleine steentjes ertussenuit hoor schuren. Het geluid komt van een meter boven mij tot anderhalve meter onder mij, en ik hoor mezelf er al op naar beneden surfen. Ik klim enkele seconden halsstarrig niveaus hoger in een verrassende opeenvolging van greepjes en scheuren die me doen vergeten dat ik maar 1 boorhaak heb quasi een ganse lengte (schuin)onder me, en geraak bij mirakel aan een relais. (Niet nadoen. Vieze valfactor.) De kalksteen is vet maar soms dus los. Altijd goed checken.

Naklimmer Alessio komt in 1 lijn af naar de relais maar schuift enkele meters voor het veilige metaal weg samen met een losse steen en kijkt even zoals Mufasa die valt in de Lion King, maar krabbelt dan toch nog juist op tijd naar de relais. De laatste. De schemering al voorbij. Met het touw in de nek vervolgen we een smalle richel. Die stopt even stiekem als abrupt achter een grote dichte bonsaïboom. Na terugkeren, omhoog klauteren en lang geschurk tegen de rotsen, volgen we ongeveer een via ferrata naar beneden. Zes gemiste oproepen. "Vertel me niet dat jullie dat lichtje zijn daarboven."

Sportklimgebiedjes zijn er ook zeker. Van ons vieren heeft niemand een harde weddenschap met als tegenprestatie een baby krijgen. Toch wordt er op het einde nog hard geknald, zo bewijst Hannes door uit Gandalf (7a) te schieten. Tonk op een Gandalfstafboomknots. De quoteringhardheid trekt op Freyr. De relais hebben vaak carabiners hangen. Slim want afleiding genoeg al (vlinders die seks hebben in uw haar). Ik herinner het natuurgebied Val Lomasone tussen Dolomietachtige bergwanden; Sisyphos met vallende rotsblokken die 500 meter verder als kleinere stenen vrolijk uit het bos komen gestuiterd, over de weg; en Val d’Algone. En dan zijn er nog andere gebiedjes, ook die de LUAK-anciens veelbelovend aanraadden maar waar we niet meer geraken.

We verlaten de Sarca rivier. Naar huis is 11 uur rijden, dus tijd om snel een verslagske te schrijven. Merci LUAK voor de organisatie, topo's en touwen.

(foto: reconstructie avondmultipitch)

Deze kaart toont enkele belangrijke gebieden. In de Brenta Dolomieten zijn we niet echt beland, maar daar zijn 21 vrouwelijke Alpiene Bruine Beren thuis, zo meent de Associazione Teriologica Italiana. De Brenta is ook bekend van enkele torens zoals de Campanile Basso met de bekende en beruchte Via Preuss: 110m 5b/5c-klimmen. Deze werd de jonge bekende klimmer Pino Prati fataal in de jaren 1920.

Tijdens de Belle Epoque trokken verschillende bekende namen naar Campanile Basso. Zo waren er waaghalzen uit de Elbsandstein zoals Fehrmann en (de Amerikaanse student in Duitsland) Perry-Smith. Daarnaast kwamen alpinisten er hun nieuwste metaal proberen, tot ongenoegen van Preuss. De student had een heel andere visie op het beklimmen van de toren. In 1911 vestigde hij zijn Via Preuss, solo en touwloos. Later, in 1933, werd Via Preuss succesvol beklommen door Koning Albert I, die in die periode ook in Freyr als 1 van de eersten de rotsen boven de Maas besteeg. Allen waren van adel of werkten voor de adel. Jan-met-de-pet werkte op het veld, in de industrie of werd blind ondergronds in de koolmijnen.